Achtergrond:

                   
Download de scriptie in PDF-formaat.
 


H4 Agogiek en internet
In de vorige hoofdstukken is besproken wat onder sociaal makelaar, agogiek en internet verstaan wordt. In dit hoofdstuk zullen deze begrippen aan elkaar worden gekoppeld en zal er worden gekeken naar de mogelijkheden voor de sociaal makelaar om door middel van internet agogische doelen te behalen.

Belangrijk kenmerk van de agogiek is dat het om handelen gaat, dat het gericht is op het beter, efficiënter en meer verantwoord handelen van mensen teneinde tot bepaalde (structurele) veranderingen te komen die veelal een emancipatoir karakter dragen. Handelen, veranderen en emancipatie vormen drie sleutelbegrippen in de agogiek. Het gaat om het doen veranderen van mensen, groepen en samenlevingsverbanden, zodanig dat het hun autonomie en zelfbeschikking vergroot. Het gaat bij de agogiek om een open en eerlijke beïnvloeding, waarbij sprake is van interactie en wederkerigheid.

Wanneer deze kenmerken naast de kenmerken van het internet worden gelegd, zien we een aantal overeenkomsten die het gebruik van internet bij agogische doelen rechtvaardigt.
Zo heeft internet een grote reikwijdte. Zowel individuen, groepen als samenlevingsverbanden kunnen door middel van dit medium bereikt worden. (Actuele) informatie kan zeer snel op internet verspreid worden, zodat kan worden ingespeeld op ontwikkelingen binnen de samenleving.
De hoge mate van interactiviteit die internet biedt, zorgt ervoor dat twee of meer partijen elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden door communicatie. Deze beïnvloeding is evenwel een kenmerk van de agogiek.
Internetgebruikers kunnen actief reageren en deelnemen aan communicatie; e-mail is snel en vrijwel kosteloos. Aangezien de agoog in samenwerking met de doelgroep doelstellingen wil bereiken, is een actieve vorm van communicatie vereist.
Bovendien geeft internet sneller dan andere media de mogelijkheid tot het geven van feedback. Juist bij het begeleiden van een doelgroep is feedback belangrijk.

Agogiek sluit aan op ontwikkelingen in de maatschappij, waar zich veranderingen voltrekken en waar mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun gedrag. Eén van die ontwikkelingen is de opkomst van internet met vele mogelijkheden tot het vergaren van informatie en tot communicatie. Zo is actuele informatie overal vandaan bereikbaar en op elk gewenst tijdstip op te vragen. In een maatschappij waar kennis en informatie steeds belangrijker worden, kunnen mensen buiten de boot vallen als zij niet met dit communicatiemiddel in aanraking komen en niet weten hoe ze het kunnen gebruiken. Met het oog op emancipatie kan de sociaal makelaar door middel van toegang verlenen tot internet en het aanleren van internetvaardigheden zorgen dat (potentiële) 'achterblijvers' kunnen profiteren van de kansen die de nieuwe kenniseconomie geeft.

De sociaal makelaar kan achterstand bestrijden door toegang te verlenen tot internet en door internetvaardigheden aan te leren, maar internet biedt meer mogelijkheden voor agogische doelen. Zo kan de sociaal makelaar participatie in de samenleving bevorderen door interactieve plekken te creëren waar mensen met elkaar in contact kunnen komen. Mensen die niet zo snel in het dagelijkse leven met elkaar in contact zouden komen, hebben door middel van internet de mogelijkheid om hun interesse te delen, hun mening te uiten en discussies te houden. Lotgenoten hebben de mogelijkheid om elkaar te steunen en kunnen al dan niet anoniem vragen stellen over verschillende ziektebeelden. Mensen die door fysieke onmogelijkheden moeite hebben om deel te nemen aan de maatschappij kunnen uit hun sociale isolement worden gehaald door contacten op internet. Deze interactieve plekken, ook wel virtuele gemeenschappen genoemd, lopen dwars door bestaande fysieke sociale verbanden en maken zodoende een meer divers contact tussen mensen en partijen mogelijk.

Het feit dat internet snel te actualiseren is en een hoge mate van interactiviteit biedt, maakt internet uitermate geschikt om educatieve programma's aan te bieden. Terwijl een cd-rom gezien kan worden als een boek dat, éénmaal af, niet veranderd kan worden, biedt internet de mogelijkheid om een educatieve website constant aan te passen aan actuele ontwikkelingen. Een educatief programma op internet kan een veel grotere doelgroep bereiken, omdat het eenvoudiger te verspreiden is dan een cd-rom.
Bovendien kan er makkelijker feedback gegeven worden op vragen of antwoorden van de gebruiker. Waar het bij de agogiek gaat om veranderingsprocessen is deze feedback voor mensen van belang om na te gaan wat de gevolgen van hun acties zijn. Ze kunnen daar vervolgens op inspringen door zich aan te passen.

H4.1 Randvoorwaarden
De in hoofdstuk 3.5 besproken benodigde vereisten voor het gebruik van internet, kunnen een belemmering zijn voor het behalen van agogische doelen. Vooral de financiële vereisten kunnen voor sommige mensen te hoog zijn om toegang tot internet te verkrijgen. Computers worden steeds goedkoper, maar een bedrag van 900 euro kan voor een alleenstaande moeder of een WAO-er een onmogelijke uitgave zijn. In plaats van te wachten op verdere prijsdaling, zal de sociaal makelaar andere manieren moeten vinden om deze mensen toegang te verlenen tot internet. Dit kan door het bieden van (internet)faciliteiten op publieke plekken, zoals op een digitaal trapveld (zie H4.2.2).

De fysieke vereisten die voor het gebruik van internet noodzakelijk zijn, sluiten tot dusver veel mensen uit. Doordat de bediening van muis en/of toetsenbord een goede motoriek verlangt van de arm en de hand, kunnen gehandicapten er problemen mee ondervinden. Er zijn technologische ontwikkelingen waarbij de navigatie op het scherm door middel van spraak of irisbeweging kan plaatsvinden, maar deze technieken zijn nog niet optimaal ontwikkeld en zijn erg duur. Voor visueel gehandicapten is internet nauwelijks bruikbaar. Er zijn mogelijkheden om tekst om te zetten naar spraak, maar het zal nog jaren duren eer deze groep gebruik zal kunnen maken van websites die op hen zijn afgestemd. De sociaal makelaar zal deze doelgroepen niet kunnen bereiken via het medium internet. Agogische doelen zullen op een andere wijze behaald moeten worden.

De sociaal makelaar kan wel invloed uitoefenen op de intellectuele vereisten voor het gebruik van internet. Behalve door het aanleren van internetvaardigheden op fysieke locaties kan hij zorgen voor laagdrempeligheid van zijn programma's. Door uit te gaan van het huidige niveau van zijn doelgroep kan hij zorgen dat zij stap voor stap inzicht krijgt in de werking van het programma. Mede door het bieden van interactiviteit kan de doelgroep de doeltreffendheid van haar acties nagaan. In het geval van (functioneel)analfabeten is dit wat ingewikkelder, maar ook hier zijn programma's voor te ontwikkelen. Door de combinatie van tekst, afbeeldingen en geluid kunnen veel zaken op internet verduidelijkt worden. Door bijvoorbeeld het gebruik van iconen kan er genavigeerd worden op het scherm, terwijl geluidsfragmenten de informatie kunnen verschaffen. Probleem hierbij is dat het 'reguliere' internet hier geen rekening mee houdt, waardoor deze groep mensen een hoop kansen mist.

Er zijn inmiddels initiatieven te vinden op het gebied van analfabetisme en internet. De Stichting Belangenbehartiging Alfabetisering heeft een paar ton geïnvesteerd in een eigen server en een leerplan voor analfabeten via internet. De site wordt goed bezocht, maar inschrijvingen op cursussen en speciale 'lees- en schrijfavonden voor analfabeten' zijn er nauwelijks. Volgens directeur Hans Anders heeft de stichting een belangrijke inschattingsfout gemaakt: "Om te kunnen surfen, moet je kunnen lezen. Analfabeten zijn daarom niet op internet te vinden. Tja, dat hadden we natuurlijk wel eerder moeten weten"22
De stichting heeft niet goed gekeken naar de vereiste randvoorwaarden. Analfabeten zullen inderdaad problemen ondervinden om op de desbetreffende site terecht te komen, maar éénmaal aanbeland kan het bezoek zeer vruchtbaar zijn. Er moet worden onderzocht op welke wijze men ondersteuning kan bieden. Als men ervoor kan zorgen dat een ander naar de site surft, dan kan ook internet voordelen bieden voor analfabeten.23

 

H4.2 Voorbeelden uit de praktijk
In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de mogelijkheden van internet worden geanalyseerd aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. Eén van die voorbeelden is het gevolg van een groeiend besef bij de overheid dat internet een rol kan spelen bij het bevorderen van participatie van mensen in de samenleving, het project Digitaal Trapveld. Alvorens over te gaan tot dit project en de mogelijke rol van de sociaal makelaar zal eerst kort het Grotestedenbeleid beschreven worden. Grotestedenbeleid Grote steden kampen met problemen van verschillende aard die echter niet los van elkaar staan. Zo zijn er sociale problemen, bijvoorbeeld een hoog percentage inwoners met lage scholing, inburgeringproblemen, onveiligheidsgevoelens, hoge werkloosheid, toenemende criminaliteit en een wegtrekkende middenklasse, met vaak nog een concentratie en cumulatie van problemen in specifieke wijken. Anderzijds vormen een verouderd woning- of bedrijfsbestand, een gebrekkige infrastructuur en daardoor een gebrekkige bereikbaarheid obstakels voor vooruitgang.24 Het Grotestedenbeleid (GSB) in Nederland is een bundeling van expertise, geld en menskracht waarmee de problemen én de kansen van een stad op economisch, sociaal en fysiek gebied integraal worden aangepakt. Het GSB beoogt hiermee het tot stand brengen van 'de complete stad'; een stad waarin iedereen zich thuis voelt, die economisch vitaal is, werk biedt aan wie dat zoekt, waar het goed wonen is, met leefbare buurten en veilige straten én waar iedereen meedoet en niemand achterblijft.25Nederland kiest voor een grootschalige, integrale aanpak van de stedelijke problematiek, waarbij echter niet alleen problemen worden bestreden maar vooral kansen worden benut. Met deze nieuwe impulsen kunnen de steden zich versterken, vernieuwen en ontwikkelen. Eén van die impulsen is het gebruik van internet om maatschappelijke achterstand te bestrijden door participatie in de samenleving te bevorderen.

 

H4.2.1 Digitale trapvelden
Door de eeuwen heen is informatie in de samenleving altijd ongelijk verdeeld geweest. Het feit, echter, dat de huidige samenleving meer en meer afhankelijk wordt van kennis en informatie, brengt met zich mee dat de consequenties voor de achterblijvers steeds groter worden. Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau26 komt naar voren dat er een 'digitale kloof' ontstaat, waardoor bepaalde groepen in de Nederlandse samenleving het gevaar lopen achter te blijven. Het gaat hier om bevolkingsgroepen die niet automatisch via hun werk, opleiding of sociale netwerk in aanraking komen met informatie- en communicatietechnologie: vrouwen, werkzoekenden, ouderen, nieuwkomers.

Middels het project Digitaal Trapveld wordt er in de aandachtswijken van de steden die meedoen in het Grotestedenbeleid27 geïnvesteerd in educatie op het gebied van ICT- en internetvaardigheden. Minister van Boxtel, demissionair minister van Grotesteden- en integratiebeleid heeft aan 29 steden geld toegekend voor het realiseren van digitale trapvelden.28 Hiervoor heeft hij in 2000 in totaal een bedrag van 8,5 miljoen euro vrijgemaakt. Voorwaarde was dat het toegekende bedrag minimaal door de gemeente verdubbeld zou worden. Inmiddels is er op lokaal niveau veel geïnvesteerd in de trapvelden. In totaal bedragen de verschillende begrotingen van de trapvelden ongeveer 60 miljoen euro. Aanzienlijk meer dan het aanvankelijke bedrag van minister van Boxtel.

Het doel van het project Digitaal Trapveld is drieledig:

* verminderen van de digitale kloof; bevorderen van de zelfredzaamheid van de inwoners van de betreffende wijk middels vergroting van hun algemene ICT-vaardigheden
*verhogen van het arbeidsperspectief van de inwoners van de betreffende wijk middels vergroting van specifieke ICT-vaardigheden
*bevorderen van contacten tussen verschillende groepen bewoners in de betreffende wijk

H4.2.1.1 Invulling
De eisen op hoofdlijnen die door de minister aan een digitaal trapveld worden gesteld, zijn dat een digitaal trapveld tenminste uit één fysieke locatie in een aandachtswijk bestaat; daarbij moet het laagdrempelig zijn, ingebed worden in de bestaande sociale infrastructuur en aanhaken bij reeds lopende initiatieven en tenslotte dient een gemeente het trapveld voor tenminste drie jaar operationeel te houden.29
Het is verder aan de steden om op buurtniveau de doelstellingen van de digitale trapvelden te behalen. Het is bij uitstek de sociaal makelaar die de concrete invulling hieraan kan geven.

Een onderzoek naar de digitale trapvelden leert dat door de eigen invulling van de steden de opzet en aanpak sterk verschillen. In Haarlem, bijvoorbeeld, startte een digitale wijkkrant en Groningen verstrekt e-mailadressen aan dak- en thuislozen (www.digidak.nl).

Ook de doelgroepen variëren bij de digitale trapvelden: sommige kiezen voor een brede opzet, alle bewoners van een wijk, andere kiezen, op basis van een analyse van de buurt, voor een specifieke doelgroep.
De meeste trapvelden zijn verbonden met bestaande organisaties zoals bibliotheken, scholen of buurthuizen en in alle steden zijn met meer en minder gemak partners gezocht: bedrijven die sponsoren (Microsoft, Ordina, Schiphol) of expertorganisaties zoals Seniorweb of welzijnsorganisaties.

Inmiddels zijn er zo'n 150 trapvelden in het leven geroepen en is het einde nog niet in zicht: eind 2002 zijn er vermoedelijk zo'n 200 plekken operationeel. Veel meer dan de oorspronkelijk geplande 34 trapvelden. En wat meer is: de trapvelden voorzien in de behoefte van gebruikers, zo blijkt uit een gestage toestroom van deelnemers. Regelmatig wordt er al gewerkt met wachtlijsten. Wat weer leidt tot nieuwe oplossingen: uitbreiding van de openingsuren of pasjessystemen, zodat de gebruikers efficiënt ingedeeld kunnen worden.30

De veelbelovende start van de digitale trapvelden moet de sociaal makelaar niet aan zich voorbij laten gaan. Als agogische dienstverlener is hij de aangewezen professional om de laagdrempelige computerclubhuizen op te zetten om zo participatie van mensen in de samenleving te bevorderen. De vraag is: op welke wijze kan de sociaal makelaar internet gebruiken om de genoemde agogische doelstellingen te bereiken?

H4.2.1.2 Verminderen digitale kloof
In dienst van de gemeente opereert de sociaal makelaar als intermediair tussen de verschillende partijen: gemeente, bedrijven, organisaties, vrijwilligers en bewoners. Hij gaat na hoe hij relaties aan kan knopen met de daar aanwezige mensen en legt en onderhoudt vervolgens contacten met hen. Hij creëert en onderhoudt een netwerk met alle betrokkenen. Hij zoekt sponsoren en gaat samenwerkingsrelaties aan met onder andere belangenorganisaties. De sociaal makelaar oriënteert zich, onder meer met behulp van onderzoek, op de problemen en potenties in de buurt. Dit kan bijvoorbeeld door het raadplegen van al aanwezige dienstverleners of door het houden van een buurtonderzoek.

De uitkomsten van de oriëntatie zet hij vervolgens, in overleg met de betrokken partijen, om in een doelgroepkeuze. Enerzijds kan het zijn dat een bepaalde doelgroep speciale aandacht verdient door haar situatie. Anderzijds kan het digitale trapveld voor alle bewoners bestemd zijn.
Het ontwerpen en ontwikkelen van de trapvelden doet de professional in samenwerking met de mensen en organisaties op wie het werk gericht is. Om draagvlak te krijgen voor het project moet hij daarbij inspelen op de wensen van de doelgroep. Samen met de doelgroep stelt hij doelen en probeert deze te realiseren. Hierbij houdt hij rekening met de mogelijkheden van die doelgroep, maar ook met de eisen die de minister aan de digitale trapvelden stelt.
Wanneer de sociaal makelaar een dienst aanbiedt, zal hij kennis moeten hebben van die dienst. In dit geval het aanleren van internetvaardigheden en toegang verlenen tot internet. Bewoners in zogeheten aandachtswijken ontberen vaak de toegang tot internet en de scholing om te kunnen profiteren van de nieuwe kansen die de kenniseconomie biedt. Productie en verspreiding van informatie neemt een centrale plaats in de economie en in het dagelijkse leven.31 Het is aan de sociaal makelaar om op de hoogte te zijn van de kansen die internet biedt en hoe deze moeten worden aangeboden.
De enorme schat aan informatie en de mogelijkheden tot communicatie die internet biedt, kunnen zelfredzaamheid van mensen bevorderen, maar mensen moeten wel weten hoe ze deze mogelijkheden kunnen gebruiken. Aangezien laagdrempeligheid een belangrijke eis is aan de digitale trapvelden zal de sociaal makelaar op de hoogte moeten zijn van het niveau van de doelgroep. Uitgaande van het feit dat mensen niet eerder met internet in aanraking zijn geweest, is kennis maken met internet en de mogelijkheden tonen een eerste stap. Het aanleren van internetvaardigheden en toegang verlenen tot het medium is een volgende.
Het aanbod van informatie op internet is zo gigantisch dat een groot aantal mensen niet weet waar zij moet kijken en wat zij moet geloven. Men moet een selectie kunnen maken uit dit aanbod en er op kunnen vertrouwen dat de informatie betrouwbaar is. Men moet daarom vaardigheden aanleren om op internet naar betrouwbare bronnen te zoeken. De sociaal makelaar kan op de fysieke locatie van een digitaal trapveld cursussen aanbieden om in deze behoefte te voorzien.

In Groningen zijn e-mailadressen aan dak- en thuislozen verstrekt. Het komt vaak voor dat dak- en thuislozen problemen ondervinden met de georganiseerde samenleving doordat zij administratief zoek raken. Te denken valt aan uitkeringsinstanties, gezondheidszorg, reclassering, maar ook vrienden en familie hebben vaak moeite met het kunnen vinden van mensen in de maatschappelijke opvang. Een postadres biedt een beperkte garantie voor de postbezorging aan een dak- en thuisloze, want na twee weken wordt niet opgehaalde post teruggestuurd, de sociale dienst wordt gewaarschuwd dat de betreffende persoon niet meer is ingeschreven en de burgerlijke stand wordt ingelicht.
Een virtueel adres kan uitkomst bieden voor het bereikbaarheidsprobleem van een dak- en thuisloze. Deze kan op het moment dat hij/zij het wil e-mail bekijken. E-mail kan eindeloos bewaard blijven en is op elke plek bereikbaar via een PC met internettoegang. De anonieme afstandelijkheid van e-mail en internet kan voor menig dak- en thuisloze een compensatie zijn voor het gebrek aan sociale vaardigheden in het dagelijkse leven. Het probleem is dat dak- en thuislozen niet gemakkelijk gebruik kunnen maken van de bestaande internetvoorzieningen.
De sociaal makelaar kan dit probleem ondervangen door het organiseren van e-mailadressen voor deze doelgroep. Het plaatsen van computers in voorzieningen voor maatschappelijke opvang en het beheer hiervan maakt het voor hen mogelijk om e-mail te bekijken. De sociaal makelaar kan het gebruik van e-mail stimuleren door de vaardigheid van deze doelgroep hierin te vergroten middels cursussen. Dak- en thuislozen blijken bij een uitnodigende benadering in een veilige omgeving over soms verrassende talenten te beschikken.

H4.2.1.3 Verhogen arbeidsperspectief
Internet kan tevens gebruikt worden om de arbeidspositie van mensen te verbeteren. In het verlengde van het zoeken naar informatie kunnen mensen zoeken naar vacatures. Er zijn op internet verschillende vacaturesites te vinden waarop mensen kunnen reageren en zo kans maken op een nieuwe baan. De sociaal makelaar kan hierbij mensen ondersteunen door cursussen aan te bieden over hoe gebruik te maken van vacaturesites en hoe on-line te solliciteren.

Werkloosheid is onder etnische minderheden nog steeds aanzienlijk hoger dan onder de autochtone bevolking.32 Oorzaken hiervoor zijn onder andere een tekortschietende opleiding en een te beperkte inburgering. Vaak is de belangstelling van allochtone jongeren voor ICT vrij groot.33 De sociaal makelaar kan deze interesse benutten door onderwijstrajecten in te richten die ze naar ICT-bedrijven leidt. Nadat ze op het digitale trapveld een beginnerscursus hebben gevolgd, kan de sociaal makelaar voor geïnteresseerde jongeren meeloopdagen en stages bij bedrijven organiseren.
Bij een aantal bestaande trapvelden worden er cursussen gegeven voor het bouwen van websites. Dit zijn veelal beginnerscursussen, omdat men uitgaat van laagdrempeligheid. In samenwerking met verschillende ROC's (Regionale Opleidings Centra) wordt het mogelijk gemaakt mensen door te laten stromen naar een ware ICT-opleiding.
Internet biedt bovendien nieuwe kansen om mensen die buiten het arbeidsproces zijn geraakt opnieuw te laten instromen. Vooral in de onderwijssector is internet niet meer weg te denken en biedt het uiteenlopende mogelijkheden voor nieuwe onderwijsmethoden. (Oud-) leerkrachten die niet meer in staat zijn klassikaal les te geven, kunnen via internet delen van het lesgeven overnemen of lesprogramma's ontwikkelen.

H4.2.1.4 Bevorderen van contacten
Nu digitale trapvelden daadwerkelijk bestaan en de organisatie op poten is gezet, begint in veel gevallen de belangstelling te verschuiven van het dichten van de 'digitale kloof' naar 'digitale kansen'. Wat kan er nog meer met een computerclubhuis gedaan worden, behalve mensen kennis laten maken met internet en ze algemene internetvaardigheden aanleren?

Sociale cohesie
De frequentie en kwaliteit van sociale contacten tussen bewoners, en de sfeer in een wijk, zijn belangrijke factoren voor mensen om zich in een bepaalde buurt of wijk te vestigen of voor geruime tijd te blijven wonen.34 In sommige wijken is het percentage doorstromers relatief hoog. Waar aandachtswijken in de grote steden voorheen vaak een sterke sociale samenhang, sociale cohesie, kenden, is deze tegenwoordig afgebrokkeld door de uitstroom van de oorspronkelijke bewoners en de instroom van bewoners met een verschillende culturele achtergrond. Door taal- en cultuurverschillen is de onderlinge verbondenheid in een wijk dikwijls niet meer aanwezig. Naast een culturele kloof is er dikwijls sprake van een generatiekloof tussen de verschillende wijkbewoners, doordat vooral veel oudere oorspronkelijke bewoners achterblijven. Bewoners in stedelijke gebieden kennen hun medebuurtbewoners niet en ze zijn niet op de hoogte van hun kwaliteiten, interesses en hobby's. Onderling contact tussen bewoners, individueel of in groeps- of verenigingsverband, vergroot de sociale cohesie en zorgt ervoor dat mensen meer betrokken raken bij hun buurt waardoor de leefbaarheid een positieve impuls kan krijgen. Groepen die in dit kader speciale aandacht behoeven, zijn onder andere jongeren, allochtonen vrouwen, nieuwkomers en ouderen. Dit zijn vaak groepen die veel van hun tijd in de buurt doorbrengen en soms in een sociaal isolement terechtkomen omdat zij minder mobiel zijn of de Nederlandse taal niet goed spreken.

Faciliteiten
Een manier om internet als hulpmiddel te gebruiken bij het bevorderen van sociale relaties in de directe leefomgeving is het bieden van internetfaciliteiten aan jongeren in de wijk.
Jongeren zijn geïnteresseerd in en bedreven in allerlei ICT-toepassingen, waaronder internet. Door ze faciliteiten te bieden, komen ze al jong in aanraking met internet en zo kunnen ze hun kwaliteiten verder ontplooien. Door jongeren in een vroegtijdig stadium te betrekken bij internetprojecten, zoals het opzetten van een wijkwebsite (zie H4.2.2.1) , en door ze les te laten geven aan ouderen, komen ze in aanraking met andere buurtbewoners. Hierdoor kan het wederzijds begrip toenemen.

E-mail
Naast het feit dat de fysieke locatie van een digitaal trapveld ruimte voor ontmoetingen biedt, kunnen er ook op internet contacten plaatsvinden. Een toepassing hiervoor is het medium e-mail. Door ouderen een mogelijkheid te geven tot e-mailen en door ze de benodigde vaardigheden aan te leren, kan dit medium een uitkomst bieden om beter contact te houden met hun omgeving of met de kleinkinderen. Ouderen zijn op dit moment zelfs één van de snelst groeiende groepen op internet.35 Via de site van SeniorWeb worden zij op de digitale snelweg geholpen. Twee voorbeelden van hun activiteiten zijn de Teleac-cursus en een vrijwilligerscentrale voor PC-problemen. Teleac is gestart met een zesdelige tv-cursus, gericht op ouderen die nog weinig ervaring hebben op het gebied van internet en de 'Vrienden van SeniorWeb' hebben de service 'PC-Thuishulp' opgestart.

De digitale trapvelden zorgen in eerste instantie voor de fysieke toegang tot computers en internet en bieden begeleiding bij het gebruik ervan. Het succes van de digitale trapvelden heeft de vraag opgeroepen welke mogelijkheden een computerclubhuis nog meer biedt behalve toegang verlenen tot internet en algemene internetvaardigheden aanleren. Het gevolg daarvan zijn de digitale broedplaatsen.

H4.2.2 Digitale broedplaatsen
De projecten die ondersteuning krijgen van de digitale broedplaatsen zijn er op gericht om de burgers de computers ook te laten gebruiken voor sociale doelen zoals leefbaarheid, veiligheid, zorg, werkgelegenheid en sociale cohesie in de wijk. Minister van Boxtel heeft uit de vijfentwintig ingediende aanvragen aan vier grote steden de status van digitale broedplaats toegekend. Dit zijn Amsterdam, Den Haag, Deventer en Eindhoven. Deze steden hebben ieder 1,82 miljoen euro ontvangen en zij hebben dit bedrag vermeerderd met gemeentelijk geld. Met deze middelen worden lokale initiatieven financieel ondersteund. Na twee jaar bekijken de betrokkenen welke ict-toepassingen inderdaad een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de sociale kwaliteit van onze leefomgeving. Op grond van ervaringen wordt vervolgens besloten of er in meer steden broedplaatsen moeten worden ontwikkeld. Als dit het geval is, zal de sociaal makelaar hier op in moeten spelen.

H4.2.2.1 Wijkwebsite
Een indicator van goede sociale contacten en gemeenschapsvorming is een omgeving waar mensen elkaar ontmoeten, met elkaar praten, diensten uitruilen, waar mensen terug kunnen vallen op buurtbewoners voor klusjes, om iets te lenen, maar ook om iets te kopen of te verkopen.36 Een wijkwebsite is een virtuele omgeving waarbinnen deze contacten kunnen plaatsvinden. Mensen hebben de mogelijkheid om op een directere wijze met elkaar in contact te komen en elkaar behulpzaam te zijn met 'nooit gekende' aanwezige talenten. Professionele organisaties of vrijwilligers kunnen hun diensten aanbieden, (sport)verenigingen kunnen zich presenteren en een leeromgeving kan worden aangeboden. Bovendien kunnen op een wijkwebsite evenementen worden vermeld en informatie van de gemeente, politie en zorginstellingen worden gegeven.
De gedachte dat zo'n dergelijke wijkwebsite contacten tussen verschillende groepen bewoners in de wijk kan bevorderen, wordt versterkt door een onderzoek van Keith N.Hampton van de vakgroep Stedelijke Studies en Planning van het Instituut voor Technologie in Massachussets (USA). Hampton deed onderzoek in de plaats Netville, waar de bewoners beschikking hebben over een lokaal, geavanceerd breedband netwerk en diverse lokale diensten. In tegenstelling tot wat veel pessimisten verwachten, bleek uit onderzoek dat de gebruikers van het netwerk meer buurtbewoners kenden dan de mensen die geen gebruik maakte van de aangeboden techniek. 'Compared to non-wired residents, wired Netville residents recognized three times as many of their neighbors, talked to those neighbors twice as often, visited 50 percent more often, called them on the phone four times as often, and further boosted their local communication through the use of email'.37

Het opzetten en ontwikkelen van een wijkwebsite verlangt wederom van de sociaal makelaar dat hij zich bewust is van de mogelijkheden die internet biedt. Een probleem dat zich voordoet bij het ontwikkelen van sociale internettoepassingen is namelijk dat sociaal agogen en techneuten veelal een andere manier van denken en een ander soort taalgebruik erop nahouden. Communicatie tussen deze twee groepen loopt nogal stroef en dat bemoeilijkt het proces.
Door voldoende kennis van internettoepassingen kan de sociaal makelaar deze complicaties voorkomen. Hij weet wat er mogelijk is en hoe hij dit kan verduidelijken tegenover de mensen die verantwoordelijk zijn voor het technische gedeelte. Door een vergaande kennis van internettoepassingen kan de sociaal makelaar eventueel beslissen om zelf de website te ontwikkelen en te realiseren. Een sociaal makelaar weet precies hoe hij een doelgroep moet bereiken en hoe een product moet worden aangeboden. Hij kan slagvaardiger te werk gaan wanneer hij niet steeds alles hoeft te verduidelijken aan de techneuten.

Zoals eerder vermeld is de sociaal makelaar een intermediair. Als spin in het web van de lokale gemeenschap is hij in een uitgelezen positie om partijen bij elkaar te brengen die gezamenlijk internetprojecten kunnen ontwikkelen en/of uitvoeren. Bij het opzetten van een wijkwebsite zijn er bewoners nodig die voor draagvlak van het project zorgen en informatie/nieuws aanleveren en/of updaten. Bewoners, oftewel vrijwilligers, zijn een belangrijke schakel voor het welslagen van een wijkwebsite. Het is van belang dat de sociaal makelaar deze groep weet te bereiken. Hij zal de wijk in moeten, buurthuizen langsgaan, mensen aanspreken en gebruik maken van verschillende kanalen om bekendheid te geven aan het project. Hij moet aanhaken op wat er al in de wijk speelt en bewonersinitiatieven stimuleren.

Om een wijkwebsite actueel en interessant te maken, zal de sociaal makelaar informatie zodanig moeten organiseren dat het nieuws vanuit diverse hoeken op de site terechtkomt. Hij zal contact moeten opnemen met gemeente, woningcorporatie, welzijnsinstellingen, ondernemers, verenigingen en wijkcommissie om alle relevante informatie voor inwoners van de wijk bij elkaar te brengen. Wijkbewoners hebben zo op elk gewenst moment nuttige, actuele en samenhangende informatie over hun wijk bij de hand.
Via deze website kunnen zij tevens op de hoogte worden gebracht van wat er speelt in de wijk en aangeven hoe zij daarover denken. Middels een forum kunnen er discussies over stellingen worden gehouden en kunnen wijkbewoners zelf onderwerpen inbrengen, bijvoorbeeld gevaarlijke kruispunten of zwerfvuil, terwijl een prikbord vraag en aanbod van bewoners aan elkaar kan koppelen.
In Kingston in Londen is er een commerciële boodschappendienst opgezet op internet. Bewoners kopen producten van elkaar, tegen een vast maandelijks abonnementbedrag. Dit kan een voucher zijn om te helpen schilderen of behangen bij iemand in de wijk, of om een avond op te passen bij de kinderen. De leden, dat zijn er inmiddels 2500, betalen elk kwartaal een contributiebedrag van drie pond. De meeste bewoners zijn er erg enthousiast over en hebben door het dienstenaanbod en/of de uitruil verschillende sociale contacten opgedaan in hun buurt.38
Behalve via een forum waar mensen hun mening kunnen geven, biedt een wijkwebsite de mogelijkheid tot meer gestructureerde vormen van overleg. Door wijkbewoners in een vroeg stadium via digitale debatten te betrekken bij ontwikkelingsplannen, kan de betrokkenheid van bewoners bij, en de kwaliteit van plannen in de wijk worden vergroot.
In Eindhoven gaat men nog een stapje verder. Op dit moment wordt er in het belang van de herstructurering van de wijk Strijp een instrument ontwikkeld waarbij bewoners intensief betrokken worden bij de veranderingen die binnen hun wijk plaats gaan vinden. Dit instrument, SimStrijb, is een sterk visuele simulatieomgeving waarbij bewoners spelenderwijs met elkaar de toekomst van de wijk vormgeven39
Op een wijkwebsite kunnen bewoners tevens iets van zichzelf laten zien. Door het opstellen van een wijksmoelenboek met foto's van de wijkbewoners kan men zien wie er in de wijk woont, waardoor herkenning van mensen op straat toeneemt. Dit kan uitgebouwd worden door bewoners een eigen website te laten maken die via de wijkwebsite te bezoeken is.40 Wanneer bewoners liever niet willen dat heel de wereld hun website kan bezoeken, kan deze afgeschermd worden door een wachtwoord. Er wordt vaak gewerkt aan een website zonder dat echt goed nagedacht is over het actueel houden en het plaatsen van informatie. Als verschillende mensen de website gaan onderhouden kunnen onderhoudspagina's worden gemaakt, waardoor men informatie vrijwel direct online kan zetten. Door middel van een wachtwoord kan er toegang worden verleend aan mensen uit de gemeente, verenigingen, wijkcommissie en andere organisaties die nuttige informatie hebben voor de wijkbewoners. Als alle relevante informatie via de wijkwebsite beschikbaar is, zal dat een grote stimulans zijn om dat gemakkelijke ene kanaal te gebruiken.
Om de wijkwebsite toegankelijk te maken, ook voor niet pc-bezitters, zal er voldoende apparatuur en begeleiding in openbare gelegenheden moeten zijn. Digitale trapvelden zijn hier zeer geschikt voor, maar men kan ook denken aan gemeentelijke gebouwen, zorgcentra, scholen, verenigingsgebouwen en bibliotheken.

H4.2.2.2 Kennisnetwerk
Een belangrijk doel van de broedplaatsen is het leren van de beschikbare kennis en ervaringen. Het kabinet heeft daarom ingestemd met het starten van een kennisnetwerk op internet. Een kennisnetwerk is geen kenniscentrum, maar een samenwerkingsverband tussen verschillende organisaties en individuen. Deze kennisuitwisseling vergemakkelijkt de dagelijkse praktijk van projectontwikkeling en uitvoering. De sociaal makelaar kan hier zijn voordeel uithalen door na te gaan hoe anderen in vergelijkbare situaties handelen. Naar verwachting zal het kennisnetwerk in het najaar 2002 operationeel zijn.41

H4.2.3 Virtuele gemeenschappen
Door de opkomst van internet zijn er verschillende soorten 'virtuele gemeenschappen' ontstaan. Virtuele gemeenschappen, ook wel (virtual)communities genoemd, zijn sociale groepen op internet met genoeg menselijk gedrag om meervoudige persoonlijke relaties te vormen. H.Rheingold definieert een virtuele gemeenschap als volgt: 'Virtual communities are social aggregations that emerge from the Net when enough people carry on those public dicussions long enough, with sufficient human feeling, to form webs of personal realtionships in cyberspace.'42
Behalve de lokaal georiënteerde virtuele gemeenschappen, zoals de wijkwebsite, bestaan er virtuele gemeenschappen georganiseerd rond gemeenschappelijke interesses of bestaande groepsidentiteit (zoals op basis van opleiding, hobby, fanclubs, etniciteit). Enerzijds gaat het daarbij om reeds bestaande gemeenschappen die zich verbreden door internet op te gaan. Anderzijds dienen zich ook geheel nieuwe vormen van sociale interactie aan.

Voor het opzetten en onderhouden van virtuele gemeenschappen is het niet zozeer van belang te onderzoeken welke technieken hiervoor geschikt zijn als wel de mogelijkheden te onderzoeken het groepsgedrag van mensen in de werkelijke gemeenschap te vertalen naar dat van gemeenschappen gesticht en onderhouden op internet.
Susan Squires biedt met het 'Rapid semiotic modeling'43 een theorie, waarbij taal en interactie van (potentiële)gebruikers wordt verzameld, geanalyseerd en vervolgens in een model wordt gezet. Naar aanleiding van dit model wordt een ontwerp gecreëerd dat de taal en interactie van gebruikers weerspiegelt in de user interface (hetgeen de gebruiker op het scherm ziet), de navigatie en de dialoogstructuren.
Het ontstaan van een groep is niet af te dwingen, maar wel te stimuleren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de volgende punten:

* groeperen van mensen rond een thema
*gebruik maken van bestaande groepen
*aanbieden van faciliteiten, waarbij converseren met elkaar een eerste vereiste is en een belangrijk aandachtspunt dat mensen elkaar kunnen opmerken binnen de virtuele gemeenschap
*verstrekken/structureren van (actuele) informatie

Zo is in 1986 in de Verenigde Staten de SeniorNet-organisatie opgericht met als doel senioren te helpen toegang te krijgen tot computertechnologie, mensen in contact te brengen en sociale isolatie en eenzaamheid tegen te gaan. Om dit te bereiken ondersteunt SeniorNet een virtuele gemeenschap44 en sponsort de organisatie honderden centra verspreid door de VS.
Communicatie tussen leden moet de mogelijkheid bieden de groepskenmerken te ontwikkelen. Dat mensen een gevoel van eenheid en saamhorigheid ontwikkelen, kan alleen als zij elkaar bewust waarnemen. De leden moeten elkaar ook kunnen beïnvloeden; niet alleen informatie ontvangen, maar ook iets tegen elkaar kunnen zeggen, zonder persé op een vaststaand onderwerp te moeten reageren. Op internet kent het SeniorNet, waarbij de enige binding is het 'senior zijn', chatrooms en verschillende nieuwsgroepen. Er is een scala aan onderwerpen voorhanden waar levendige discussies over gehouden worden. Gebruikers en gasten kunnen aan verschillende discussies meedoen en ontmoetingsplaatsen, zoals virtuele cafés, bezoeken. Maar ook passief meeluisteren is een geaccepteerd gedrag. Hoewel de meeste chatrooms een concreet onderwerp behandelen, is het gebruikelijk dat er ook opmerkingen en gesprekken onafhankelijk van het onderwerp besproken worden. Daarnaast is het gebruikelijk dat leden zich vooraf kort introduceren waarbij zij normaliter geen gebruik maken van 'nicknames'.45 Hoewel dit elders op internet als onveilig wordt beschouwd, ervaren SeniorNet-leden deze openheid juist als veilig. Het creëert een hechtere band tussen mensen en stimuleert het doortrekken van de contacten naar de fysieke gemeenschap.

De belangrijkste reden voor toetreding is ten eerste de sociale ondersteuning die leden krijgen. Veel senioren dreigen in een sociaal isolement te geraken. Als belangrijkste oorzaken worden pensionering en fysieke beperkingen aangemerkt. Virtuele gemeenschappen bieden een uitgelezen mogelijkheid om mensen op een eenvoudige wijze samen te brengen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van een fysieke samenkomst.
Ten tweede wordt technische ondersteuning geboden. Op vele locaties in de VS worden senioren gesteund door het bijbrengen van technische vaardigheden, subsidies voor de aanschaf van apparatuur en de voorlichting over het belang van het gebruik van ICT, wat vergelijkbaar is met de opzet van de digitale trapvelden. Deze ondersteuning maakt dat SeniorNet goed inhaakt op de belangrijkste belemmeringen voor het gebruik van ICT.
Andere interessante bijproducten die in virtuele gemeenschappen worden aangeboden, behalve ondersteuning, zijn (actuele) informatie en gratis internettoegang.
In navolging van het succes van SeniorNet in de VS zijn er vergelijkbare organisaties opgericht in de rest van de wereld. In Nederland is dit Seniorweb.46
Inmiddels zijn er ook initiatieven binnen de Ichthus Hogeschool Rotterdam om virtuele gemeenschappen te ontwikkelen. De unit Sociaal Werk is van mening dat de bindende factor 'agogisch werk' groepsvorming kan bevorderen op internet. Hierbij zijn actuele informatie, kennisdeling, casuïstiek en een sociale kaart van organisaties uit het werkveld de bijproducten die worden aangeboden.
Door discussiegroepen aan casussen te hangen, kunnen sociaal werkers hun mening uiten en van elkaar leren. Een prikbord kan vraag en aanbod, van bijvoorbeeld stages, koppelen. Deze communicatiemogelijkheden, plus het aanbod van actuele informatie en het op eenvoudige wijze kunnen vinden van organisaties in het werkveld maken de virtuele gemeenschap, ook wel portal genoemd, tot een hotspot voor de sociaal werker.

H4.2.3.1 Weerstanden
Net als bij de technologische innovaties van de afgelopen eeuw is er nu ook sprake van tegenstrijdige verwachtingen en voorspellingen. Sommigen zien in internet onontgonnen mogelijkheden om mensen dichter bij elkaar te brengen. Anderen zien in virtuele gemeenschappen alleen maar een bevestiging van de ontwikkeling naar vrijblijvende en oppervlakkige persoonlijke contacten.
De discussie over de effecten van internet en sociale netwerken werd aangezwengeld door de psycholoog Robert Kraut.47 Deze wetenschapper van Carnegie Mellon University publiceerde in 1998 zijn artikel 'Internet paradox: a social technology that reduced social involvement and phychological wellbeing?' Ondanks het vraagteken op het einde van de titel komt Kraut op basis van zijn onderzoeksgegevens tot de vaststelling dat gebruik van internet leidt tot het inkrimpen van sociale netwerken en verhoogd risico op depressies en eenzaamheid. Naar aanleiding van de studie van Kraut schreven verschillende auteurs over de negatieve effecten van internet op sociale contacten.48 Daarbij komen in wisselende volgorde en belangrijkheid drie basisargumenten naar voren. Een eerste argument richt zich op tijdsbesteding: de tijd dat mensen achter het scherm zitten, leidt tot minder tijd aan ontmoetingen met vrienden, collega's, kennissen en buren. Het tweede argument luidt dat door de aard van de technologie, internetcontacten verspreid zijn over de hele wereld en daardoor ten koste gaan aan lokale contacten. Ten slotte wordt als derde argument gewezen op de kwaliteit van interactie. Contacten via internet zijn beperkt tot informatie-uitwisseling en dus van mindere kwaliteit dan 'echte' contacten.

Op elk van deze argumenten kan worden afgedongen. Het argument van de tijdsbesteding gaat slechts op in de mate dat internettijd inderdaad ten koste gaat van contactentijd. Indien, zoals recente gegevens lijken te bevestigen, deze internettijd het inruilen is van televisie-tijd, is er eerder sprake van een verhoging van sociale contacten. Het argument van de globale reikwijdte van virtuele contacten, blijkt in de realiteit ook niet helemaal op te gaan. Onderzoek in een Kenniswijk-achtige49 omgeving in Toronto (USA) leerde dat 60% van de virtuele contacten gebeurde met personen waarmee de internetgebruiker ook 'echte' contacten had. Tenslotte is het argument dat er een verband bestaat tussen internet en onpersoonlijke, oppervlakkige contacten een vreemde koppeling tussen fysieke nabijheid en betekenisvolheid van communicatie. Bij het medium telefoon of brief zullen weinigen argumenteren dat het onpersoonlijke vrijblijvende communicatie is, dus waarom dan bij internet wel?
Gelet op deze nuanceringen van de drie basisargumenten achter de stelling dat internet het sociale klimaat verarmt, is het dan ook niet verwonderlijk dat Kraut begin dit jaar het artikel 'Internet Paradox Revisited'50 publiceert waarin hij naar aanleiding van nieuw onderzoek zijn oorspronkelijke vaststellingen herroept. De nieuwe gegevens doen hem de conclusie trekken dat internetgebruik juist een positief effect heeft op sociale netwerken en algemeen welzijn. Anders dan in de oorspronkelijke studie, met dataverzameling in 1995-1996, is nu immers een groot deel van de bevolking via internet bereikbaar.

H4.2.4 Educatieve websites
Terwijl het ministerie van Grotesteden- en Integratiebeleid zich onder andere bezighoudt met de Digitale Trapvelden, Digitale Broedplaatsen en Kennisnetwerk, zijn er ook initiatieven genomen bij het ministerie van Justitie om internet te gebruiken bij agogische doelen. In samenwerking met de belangenorganisaties Centraal Opvang Asielzoekers (COA) en Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VVN) heeft zij het plan opgevat om door middel van een lespakket, dat bestaat uit een leerlingenmagazine, een internetsite en een docentenhandleiding, aandacht te besteden aan het onderwerp 'asiel in Nederland'.
Gebleken is dat er veel misverstanden en misvattingen bestaan over asielzoekers, de asielprocedure en het verlenen van toegang tot Nederland aan verschillende groepen vreemdelingen en/of vluchtelingen.51
Bovengenoemde instanties hebben zich tot doel gesteld om met behulp van het lespakket, genaamd Vluchtweg552, meer draagvlak tot begrip en tolerantie ten opzichte van asielzoekers te creëren onder de doelgroep van het lespakket, namelijk scholieren in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs.

H4.2.4.1 Vluchtweg5
In het lespakket, dat door de hoge mate van zelfstudie aansluit op het studiehuis en de brede school53, staan 5 alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA's) centraal. Alle fases uit hun verhaal (de reden tot vertrek uit het land van herkomst, de reis naar Nederland, de aanmeldprocedure, het verblijf in een opvangcentrum en/of asielzoekerscentrum, de uitspraak, de integratie binnen de Nederlandse samenleving of de eventuele terugkeer) komen aan bod, waarbij gebruikers van het programma op interactieve wijze gelegenheid krijgen om in de schoenen te staan van de verschillende personages.
Het lespakket is zowel klassikaal als individueel te gebruiken. In de klas wordt een leerlingenmagazine geïntroduceerd waarin de 5 AMA's worden voorgesteld. In plaats van echte AMA's wordt overigens gebruik gemaakt van jonge acteurs. In het magazine staat van iedere AMA zijn of haar situatie in het land van herkomst en de vlucht naar Nederland beschreven. Waar het schriftelijke lespakket hier ophoudt, begint het (individuele) gedeelte op de internetsite.
Door net te doen alsof de AMA's niet alleen in het magazine staan, maar ook nog eens écht bestaan en op dit moment onder één dak in een opvangcentrum (Vluchtweg 5) leven, is het mogelijk om ze gedurende een periode van maximaal 6 maanden op de voet te volgen. Gedurende deze periode, waarin formeel een beslissing dient te worden genomen over het al dan niet krijgen van asiel, krijgt de bezoeker een uitgebreid beeld van de 5 bewoners en hun verwikkelingen binnen en rondom het huis. Door gebruik te maken van internet kunnen wekelijks nieuwe verwikkelingen tussen de bewoners op de site worden gezet en kunnen actuele maatschappelijke ontwikkelingen daarin worden verweven. Er is zelfs een krantenbak in het virtuele gebouw te vinden waar wekelijks het nieuws uit de landen van herkomst wordt bijgehouden.
Op deze manier is het mogelijk om door dagelijkse (soap-achtige) gebeurtenissen (conflicten, herbelevingen, angsten, dromen, misschien zelfs verliefdheden en ruzies) en door opdrachten de bezoekers te betrekken bij het leven van de 5 AMA's. Door middel van dagboekverslagen, landendossiers, (week- en maand)opdrachten van de AMA's aan de bezoekers, de mogelijkheid tot het stellen van vragen aan de AMA's, discussie- en andere reactiemogelijkheden, wordt de 'life-line' tussen de bewoners van Vluchtweg5 en de bezoekers voortdurend op spanning gehouden, waarbij het voor de bezoeker spannend is om getuige te zijn van (of zelfs invloed te kunnen uitoefenen op) de verwikkelingen die zich in het huis afspelen.
Door de tijd spelen zich allerlei (formele, emotionele, psychische, feitelijke, lachwekkende) gebeurtenissen af, die zich vermengen met elkaar. Met name deze vermenging wekt een zeer realistische indruk die een extra bijdrage levert aan 'het creëren van draagvlak'.
De opdrachten die in het magazine staan, zijn verplicht, terwijl de opdrachten van de bewoners vrijblijvend zijn. Een voorbeeldvraag uit het magazine is: Denk je dat Lulu asiel krijgt? Verklaar waarom wel/niet? Een vraag die Lulu middels e-mail aan bezoekers stelt, is: Ik wil vanavond wel eens iets anders eten. Weet jij geen lekker recept? Een bezoeker maakt daarop kans dat zijn recept in de keuken van de Vluchtweg komt te hangen. Als de bezoeker éénmaal aangemeld is, zal hij tevens merken dat hij herkend wordt. Hij krijgt een postvak met zijn naam en als hij communiceert met de bewoners of met de overal aanwezige klusjesman Gustavo, wordt hij met zijn naam aangesproken. De hoge mate van interactiviteit tussen bewoners en bezoekers en het feit dat de website er 'gelikt' uitziet, maakt de Vluchtweg aantrekkelijk voor de doelgroep.

De opdrachten worden zo geformuleerd dat gebruikers leren:

* AMA's beter te begrijpen
*waarom ze zijn gevlucht, hoe de situatie in hun land is en wat de gevolgen zijn voor de mensen
*wat de inhoud is van het Vluchtelingenverdrag en het gevolg van dit verdrag voor de landen die het ondertekend hebben
*dat de AMA's het moeilijk kunnen hebben met hun verleden: oorlogstrauma, dood van de ouders/familie
*dat er verschillende normen en waarden bestaan tussen culturen
*hoe de vreemdelingenwet in elkaar zit en waar een AMA aan moet voldoen om asiel te krijgen Ø dat de plaatselijke bevolking verschillend kan reageren op de AMA's
*dat AMA's verschillend reageren op de nieuwe omgeving; sommigen passen zich makkelijk aan, anderen niet
*kritisch te kijken naar mijn houding ten opzichte van asielzoekers

Een ander voordeel van Vluchtweg5 op internet, behalve interactiviteit, actualiteit en de communicatiemogelijkheden, is dat bezoekers geheel op hun eigen tempo bezig kunnen zijn, op elk gewenst tijdstip en waar dan ook (mits er een pc met internetaansluiting staat). Opdrachten uit het magazine moeten op tijd af zijn, maar bezoekers kiezen zelf wanneer zij de Vluchtweg bezoeken en of ze aan de opdracht werken; een bezoek aan de kennisquiz 'Vlucht om de wereld', op de tweede verdieping, is erg aantrekkelijk én leerzaam.
Doordat Vluchtweg5 op internet staat, bereikt het een groot publiek. De website kan ook door andere geïnteresseerden worden gebruikt. Voorwaarde voor het gebruik van e-mail, de nieuwsgroep en de kennisquiz is wel dat mensen zich aanmelden. (Niet aangemelde) gasten kunnen echter geheel vrijblijvend de kamers van de bewoners bezoeken en door hun dagboeken of dossiers bladeren. Niet onderschat moet worden, is het feit dat Vluchtweg5 een sterk multimediaal karakter heeft. Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van tekst, afbeeldingen en geluid een positieve invloed heeft op het leerproces.54

Voor het ontwikkelen van zo'n dergelijke educatieve website kan beroep worden gedaan op de sociaal makelaar. Er zijn meerdere partijen actief betrokken bij het project, waarbij elke partij eigen doelstellingen en verwachtingen heeft. In het geval van Vluchtweg5 zijn de partijen: ministerie van Justitie (waaronder Immigratie en Naturalisatie Dienst en Koninklijke Marechaussee), COA, VVN, Uitgeverij Zorn (met in dienst de schrijver van het schriftelijke lespakket) en Creápolis Media BV (ontwikkelaar van de website). Door contacten met de verschillende partijen op te nemen en bijeenkomsten te organiseren, tracht de sociaal makelaar deze doelstellingen en verwachtingen op elkaar af te stemmen.
Verdere specifieke werkzaamheden van de professional zijn in dit geval:
Doen van onderzoek naar het onderwerp door middel van het doornemen van vluchtelingendossiers voor bruikbare casussen, het doornemen van regel- en wetgeving betreffende de asielprocedure, het houden van interviews met 'echte' asielzoekers en video's/documentaires bekijken.
Doen van doelgroeponderzoek door middel van het raadplegen van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het bezoeken van fora op internet, zoals www.scholieren.com, discussies omtrent het onderwerp op gang brengen en onderzoek naar de interesses van scholieren. Testen van de bevindingen, gekozen richtingen, stijl en vorm op de doelgroep. Ideeën formuleren over toetsing, terugkoppeling, beoordeling. Scenario's bedenken en schrijven.

Naast het inhoudelijke deel van het traject kan de sociaal makelaar meewerken aan het ontwerp van de website, het opzetten en integreren van de database, grafisch ontwerp en productie, en de mogelijke productie en integratie van video en/of geluid. Kennis van web- en databaseapplicaties en grafische programma's is hierbij wel vereist. In het geval van Vluchtweg5 gaat dit onder andere om de programma's: Dreamweaver (Macromedia), Flash (Macromedia), Acces (Microsoft) en Photoshop (Adobe).

Behalve de voordelen van Vluchtweg5, zijn er meerdere voordelen voor educatieve websites te noemen. Een educatieve website biedt kansen om mensen samen op zoek te laten gaan naar bruikbare informatie. Zij kunnen hierbij met elkaar communiceren door middel van e-mail of nieuwsgroepen. Op die manier worden mensen zelf verantwoordelijk gesteld voor het verloop van hun leerproces. Mensen die fysiek geen lessen kunnen volgen, hebben de mogelijkheid om dat via internet misschien wel te doen. Internet biedt de mogelijkheid om snel feedback te geven/krijgen. Docenten kunnen kiezen om snel feedback te geven op vragen/opmerkingen, maar hierdoor kunnen wel potentiële discussies tussen cursisten de kop in worden gedrukt.

Het bijzondere aan Vluchtweg5, in vergelijking met andere educatieve websites, is dat mensen op andere websites kennis en vaardigheden aanleren, terwijl op de website van Vluchtweg5 bovendien wordt toegewerkt naar een attitude-verandering. Waar educatieve websites vergeleken kunnen worden met een teleleer-platform zoals Blackboard55, zou Vluchtweg5 beter een 'agogische website' genoemd kunnen worden.

H4.2.4.2 Randvoorwaarden
Voor het kunnen gebruiken van educatieve websites is een aantal randvoorwaarden van toepassing. Zo hebben mensen toegang nodig tot internet. Nog steeds zijn er mensen die thuis geen computer met internetaansluiting hebben. Om deze groep dezelfde kansen te bieden om gebruiker van de educatieve website te worden, zal verwezen moeten worden naar openbare gelegenheden, zoals scholen, bibliotheken en buurthuizen. Om met de educatieve websites om te kunnen gaan, hebben studenten internetvaardigheden nodig. Een docent kan studenten voorafgaande aan het gebruik deze internetvaardigheden aanleren of uitgaan van het bestaande niveau van de doelgroep. Gaandeweg kunnen er meer eisen worden gesteld aan de vaardigheden van de student.
Mensen moeten gemotiveerd zijn. Het gebruik van educatieve website houdt veelal in dat studenten individueel aan het werk zijn. Als de website onaantrekkelijk is, zal die motivatie moeilijk op te brengen zijn. Zaak voor het ontwikkelen van de site is dat hij de doelgroep aanspreekt, zowel qua inhoud als qua vormgeving. Waar een docent voor de klas bewust en onbewust signalen opvangt over de gemoedstoestand van studenten, is dat bij educatieve websites vrijwel onmogelijk. Waar een docent klassikaal kan bemerken dat een student iets dwars zit of dat er geen concentratie is, is dat met educatieve websites niet mogelijk. Een docent kan hier bij educatieve websites, in tegenstelling tot bij klassikaal lesgeven, niet op inspelen.

Onderwijskundigen vragen zich af of cursisten net zoveel leren van educatieve websites, als van het traditionele 'face-to-face' onderwijs. Onderzoek leert dat het leren op afstand net zo effectief kan zijn als het traditionele onderwijs, wanneer de methode en technologie de onderwijstaken aanwenden, wanneer er interactie tussen cursisten is en wanneer er feedbackmogelijkheden zijn tussen docent en cursist.56

In dit hoofdstuk is onderzocht hoe de aspecten van het sociaal agogisch werk zich verhouden tot de aspecten van het internet. Gebleken is dat er overeenkomsten zijn die het gebruik van internet bij agogische doelen rechtvaardigt. De hoge mate van interactiviteit, actualiteit, communicatiemogelijkheden, de reikwijdte, snelheid van informatieverstrekking en de mogelijkheden tot feedback maken internet een geschikt middel om te gebruiken bij veranderingsprocessen van mensen.

 

top

 

 

Voorwoord - H1 Inleiding - H2 CMV - H3 Internet - H4 Agogiek en internet - H5 Conclusies - Samenvatting - Bronnen - Eindnoten